Plaatsen insulinepatroon:

• trek de dop van de pen af
• schroef de patroonhouder los van de pen
• verwijder lege insulinepatroon, indien deze nog in de patroonhouder zit
• draai de zuigerstang helemaal terug naar de startpositie
• controleer of het een nieuw insulinepatroon is, deze mag niet verlopen of beschadigd zijn
• controleer het etiket om er zeker van te zijn dat dit de juiste insuline is
• plaats nieuw patroon in de patroonhouder
• plaats geen patroon dat al gedeeltelijk gebruikt is
• schroef de patroonhouder stevig vast op de pen
• controleer of de symbolen op de patroonhouder en de pen tegenover elkaar liggen

Controleer de insuline:

• controleer de naam op het insulinepatroon elke keer voordat men injecteert
• controleer of de insuline niet troebel of verkleurd is
• wanneer men een insulinesuspensie gebruikt dan minstens 10 keer op en neer zwenken om de insuline te mengen
• zwenk voorzichtig om schuimvorming in het patroon te voorkomen

Bevestigen pennaald:

• verwijder het beschermzegel van een nieuwe pennaald
• plaats de pennaald recht op de patroonhouder
• schroef of druk de pennaald stevig vast

Veiligheidstest:

• stel een dosis van 2 eenheden in door aan de dosisinstelring te draaien
• verwijder de buitenste en binnenste naaldbeschermhuls van de naald
• houd de insulinepen vast met de naald naar boven gericht
• tik tegen de patroonhouder zodat eventuele luchtbelletjes richting de naald naar boven komen
• druk de injectieknop helemaal in
• controleer of er insuline druppels uit de punt van de naald komen
• als je insuline uit de naald ziet komen is de veiligheidstest klaar

Dosis instellen:

• dosis instellen in stappen van 0.5 eenheid, van minimaal 1 eenheid tot maximaal 30 eenheden
• in het doseervenster zijn de eenheden zichtbaar
• halve eenheden worden aangegeven met een streepje, elke klik is een halve eenheid

Injecteren:

• volg nauwkeurig de instructie van de arts, apotheker of diabetesverpleegkundige
• steek de naald in de huid
• injecteer de dosis door de injectieknop langzaam helemaal in te drukken
• houd de injectieknop helemaal ingedrukt
• tel langzaam tot 10 en trek de naald uit de huid
• indien men de gehele dosis heeft geïnjecteerd verschijnt er een '0' in het dosisvenster

Verwijderen naald:

• leg de buitenste naaldbeschermhuls op een plat oppervlak
• steek de naald in de buitenste naaldbeschermhuls en doe deze weer op de naald
• knijp in de buitenste naaldbeschermhuls om de naald vast te houden en draai de naald los van de insulinepen
• hierbij houdt men de pen vast aan de patroonhouder
• gooi de gebruikte naald weg in een naaldencontainer

Bewaren:

• plaats de dop terug op de insulinepen en bewaar de pen tot de volgende injectie
• bewaar de pen met insulinepatroon bij een temperatuur tussen 5°C en 30°C
• bewaar de pen niet in de koelkast of in de vriezer