Voorbereiding:

• breng de sensor aan op de achterkant van de bovenarm 
• vermijd gebieden met littekens, moedervlekken, striae of knobbels
• kies een gebied van de huid dat in het algemeen vlak blijft tijdens uw normale dagelijkse activiteiten
• kies een locatie die ten minste 2.5cm verwijderd is van een insuline-injectielocatie
• reinig de aanbrenglocatie met een alcoholdoekje en laat de locatie goed drogen
• open de sensorverpakking door het deksel eraf te trekken
• draai het dopje van de sensorapplicator los en bewaar het dopje
• lijn de markering op de sensorapplicator uit met de markering op de sensorverpakking
• druk de sensorapplicator stevig naar beneden totdat hij niet verder gaat
• haal de sensorapplicator uit de sensorverpakking
• de sensorapplicator is nu klaar voor het aanbrengen van de sensor

Aanbrengen:

• plaats de sensorapplicator over de voorbereide locatie en druk hem stevig naar beneden om de sensor aan te brengen
• trek de sensorapplicator voorzichtig terug van het lichaam
• de sensor moet nu aan de huid zijn bevestigd
• controleer na het aanbrengen of de sensor goed vastzit
• doe het dopje weer op de sensorapplicator

Verwijderen:

• trek het randje van het hechtmiddel waarmee de sensor op uw huid blijft geplakt omhoog
• trek de sensor in een langzame beweging van de huid
• eventuele hechtmiddelresten op de huid kunnen met warm zeepwater of isopropylalcohol worden verwijderd
• voer de gebruikte sensorverpakking en sensorapplicator af volgens de plaatselijke regelgeving

Vervangen:

• de sensor werkt automatisch niet meer nadat men deze 14 dagen heeft gedragen
• als men last krijgt van irritatie of ongemak op de aanbrenglocatie
• als de scanner melding maakt van een probleem met de sensor die momenteel in gebruik is

De sensor moet verwijderd worden bij onderzoeken met magnetische of elektromagnetische straling bijvoorbeeld een MRI-scan of CT-scan.