Gebruiksadvies

Nieuw insulinepatroon plaatsen:

• trek de dop van de insulinepen
• schroef de patroonhouder los van de insulinepen, indien een insulinepatroon worden vervangen, haal het oude patroon dan uit de patroonhouder en gooi deze weg
• controleer het etiket van het nieuwe insulinepatroon op de soort insuline en de uiterste houdbaarheidsdatum
• plaats het nieuwe insulinepatroon, met de smalle kant eerst, in de patroonhouder
• schuif de patroonhouder recht in de insulinepen en gebruik de rubberen dop van het patroon om de zuigerstang terug te duwen
• druk de doseerknop niet in terwijl men de zuigerstang in de insulinepen duwt
• draai de patroonhouder vast op de insulinepen totdat deze vastklikt
• zorg ervoor dat de aansluitmarkeringen op de patroonhouder en de insulinepen op elkaar aansluiten
• als de markeringen niet op elkaar aansluiten, draai dan de patroonhouder los en probeer het nog eens

Insuline controleren:

• trek de dop van de insulinepen
• controleer het etiket van het insulinepatroon op de soort insuline en de uiterste houdbaarheidsdatum
• controleer hoe de insuline er uitziet vóór iedere injectie

Bevestigen van de naald:

• neem een nieuwe naald en verwijder de beschermfolie
• houd de naald recht en schroef deze op de insulinepen tot de naald vastzit
• de naald niet te stevig vastdraaien
• verwijder de buitenste naalddop en bewaar deze voor later
• verwijder de binnenste naalddop en gooi deze weg

Veiligheidstest:

• stel een dosis van 2 eenheden in door aan de doseerknop te draaien tot het cijfer 2 op gelijke hoogte staat met de dosiswijzer
• druk de doseerknop volledig in
• wanneer er insuline uit de naaldpunt komt, functioneert de insulinepen op de juiste wijze

Instellen van de insulinedosis:

• zorg ervoor dat een naald bevestigd is en dat de dosis op “0” staat
• draai aan de doseerknop totdat de dosis verschijnt tussen de dosiswijzer

Injecteren van de insulinedosis:

• gebruik de injectietechniek zoals uitgelegd door de zorgverlener
• steek de naald in de huid zoals de zorgverlener heeft getoond, raak de doseerknop nog niet aan
• plaats de duim op de doseerknop
• druk de knop langzaam helemaal in en houd vast
• houd de doseerknop helemaal ingedrukt
• als men “0” in het dosisvenster ziet, tel dan langzaam tot 10
• na het indrukken en langzaam tot 10 tellen, kan men de doseerknop loslaten
• haal dan de naald uit de huid

Verwijderen van de naald:

• houd de buitenste naalddop bij het breedste gedeelte vast
• houd de naald recht en plaats de buitenste naalddop over de naald op de insulinepen
• duw de naalddop stevig vast
• houd het breedste gedeelte van de buitenste naalddop stevig vast
• draai de insulinepen een aantal keren met uw andere hand om zo de naald los te schroeven
• gooi de gebruikte naald weg in een naaldcontainer (of zoals de zorgverlener heeft getoond)
• doe de dop terug op de insulinepen