Over de insulinepomp zelf
Kiest u voor een insulinepomp met of zonder slangetje?
Grofweg bestaan er twee soorten insulinepompen: met of zonder een slangetje. Een insulinepomp met een slangetje heeft een infuusset. De infuusset verbindt de pomp via een slangetje met een klein naaldje dat net onder de huid is ingebracht. Hierdoor komt de insuline in het lichaam. Er zit dus een afstand tussen de pomp en de plek waar de insuline wordt toegediend. De pomp kan bijvoorbeeld in de broekzak gedragen worden, terwijl het naaldje in de buikwand zit. Bij een insulinepomp zonder slangetje (patchpomp) wordt de pomp met daarin de insuline op de huid geplakt. Via een dun naaldje net onder de huid wordt de insuline in het lichaam gebracht. Een patchpomp wordt vaak op de buikwand of bovenarm gedragen.
Wat zijn de voor- en nadelen van een insulinepomp met slangetje?
Voordelen:
- De pomp kan tijdelijk afgekoppeld worden
- Het infuusnaaldje kan eenvoudig vervangen worden bij huidirritatie
- U kunt zelf bepalen waar u de pomp draagt
Nadelen:
- U draagt de pomp los, bijvoorbeeld in uw broekzak
- Er is altijd een infuusslangetje
- Om te bolussen moet u bij sommige merken de pomp tevoorschijn halen. Bij andere pompen kan dit via een bijgeleverde afstandsbediening of via een app op de telefoon.
Wat zijn de voor- en nadelen van een insulinepomp zonder slangetje (patchpomp)?
Voordelen:
- U draagt geen losse pomp met een slangetje. Veel mensen ervaren hierdoor meer bewegingsvrijheid
- U kunt een bolus toedienen zonder dat iemand het ziet met de bijgeleverde afstandsbediening of via een app op de telefoon
Nadelen:
- Uw insulinegebruik moet minder zijn dan 200E per drie dagen om in aanmerking te komen voor een patchpomp
- De patchpomp kunt u niet afkoppelen, deze plaatst u voor drie dagen
- De pleister van de patchpomp kan huidirritatie veroorzaken
Is het instellen en bedienen van een insulinepomp ingewikkeld?
Elke insulinepomp heeft andere gebruiksaanwijzingen, maar over het algemeen geldt dat als u een mobiele telefoon kunt bedienen, u ook overweg kunt met een insulinepomp. Bovendien krijgt u een goede instructies van uw diabetesbehandelaar. U start pas als u alle handelingen goed beheerst. Vaak gaat u eerst ‘droog’ oefenen voordat de pomp op het lichaam wordt aangesloten. Het is belangrijk dat u zich er veilig bij voelt. Heeft u twijfels, maak het bespreekbaar.
Dit zijn de handelingen die u goed moet kunnen uitvoeren
- Het vullen en plaatsen van de ampul met insuline in de pomp en het plaatsen van de infuusset of patchpomp. Deze handelingen vragen om nauwkeurigheid en een goede handfunctie;
- Het instellen en aanpassen van de basaalstand van de insulinepomp;
- Het instellen en toedienen van de maaltijdbolus.