Dementie bij diabetes: wat kun je als diabetesverpleegkundige betekenen?

Mensen met diabetes hebben een verhoogd risico op dementie, met grote gevolgen voor de zelfzorg en het behandelbeleid. Moeten we dementie actiever opsporen en monitoren, net als andere diabetescomplicaties? We vroegen het aan Thomas van Sloten, internist-vasculair geneeskundige in het UMC Utrecht.
Hoeveel meer kans hebben mensen met diabetes op het ontwikkelen van dementie?
Van Sloten: ‘Diabetes type 1 en type 2 zijn verschillende aandoeningen, maar recente studies tonen aan dat bij beide het risico op dementie anderhalf tot twee keer zo hoog is als in de algemene bevolking. Hoe jonger je diabetes krijgt, hoe groter dit risico. We weten ook dat bij mensen met diabetes en beginnende cognitieve achteruitgang het proces naar dementie sneller verloopt. Bovendien worden mensen met diabetes steeds ouder, mede dankzij betere behandelingen. Dementie is een ziekte van de oudere leeftijd. Als deze trend doorzet, heeft in 2045 één op de vier oudere mensen diabetes en velen van hen zullen dementie ontwikkelen. Deze complicatie wordt dus steeds belangrijker.’
Speelt glucoseregulatie een belangrijke rol bij het ontwikkelen van dementie?
‘Over het algemeen geldt dat een goede diabetesregulatie zinvol is voor het hele lijf. Hoe strak die regulatie moet zijn met het oog op dementie, weten we niet precies. De ACCORD-MIND-studie onderzocht bij mensen met diabetes type 2 of een intensieve glucosecontrole beter is voor het brein dan minder intensieve controle. Ze vergeleken een HbA1c onder de 42 mmol/mol (6%) met een HbA1c tussen de 53-63 mmol/mol (7 tot 7,9%). Dit liet geen verschil zien, maar een HbA1c onder de 42 mmol/mol is dan ook wel erg strak. In de praktijk streven we nu naar ongeveer 53 mmol/mol. Dat is minder streng dan in de studie. Hoe dan ook blijft een goede glucoseregulatie bij jonge mensen belangrijk, bijvoorbeeld om beroertes, een risicofactor voor dementie, te voorkomen.’
Welke factoren spelen nog meer een rol bij de ontwikkeling van dementie?
Bij diabetes type 2 zijn dit waarschijnlijk andere mechanismen dan bij type 1. Risicofactoren als leefstijl, overgewicht en bloeddruk zijn waarschijnlijk belangrijker voor het brein dan glucose alleen. We hebben sterke aanwijzingen dat als je al die risicofactoren goed behandelt, het risico op dementie lager is. Veel ouderen met diabetes hebben een hoge bloeddruk. Door die bloeddruk goed te behandelen, verlaag je het dementierisico. We streven nu naar een waarde onder de 135 mmHg bij thuismonitoring. Voor mensen met diabetes type 1 weten we dit minder goed. Mogelijk speelt glucose daar juist een belangrijkere rol, maar ook bij hen blijven andere risicofactoren van belang.’
Bestaan er behandelopties voor mensen met beginnende dementie?
‘Er zijn aanwijzingen dat sommige nieuwe diabetesmedicijnen, zoals GLP1-receptoragonisten en SGLT2-remmers, mogelijk een remmend effect hebben op de ontwikkeling van dementie. Hier wordt momenteel veel onderzoek naar gedaan; de exacte werkingsmechanismen zijn nog niet bekend. GLP1-receptoragonisten werken mogelijk ontstekingsremmend en verbeteren wellicht de insulinegevoeligheid in de hersenen. Van SGLT2-remmers zijn observaties die wijzen op een mogelijk beschermend effect op het brein. Deze middelen beïnvloeden het metabolisme en verhogen licht de ketonenproductie. Ketonen zijn mogelijk gunstig voor het brein. Dit vraagt echter nog om verder onderzoek.’
Zouden diabetesprofessionals mensen met diabetes moeten screenen op dementie, net als bij andere diabetescomplicaties?
‘In de VS adviseert de ADA (American Diabetes Association) om 65-plussers met diabetes jaarlijks te screenen op cognitieve vaardigheden. In Nederland zijn we nog niet zo ver. Diabetesverpleegkundigen zouden cognitietesten kunnen afnemen, zoals de MoCA of de MMSE. Deze signaleren vooral duidelijk cognitief verlies, maar zijn minder geschikt voor het detecteren van subtielere achteruitgang. Voordat je dit goed kunt implementeren, moet er nog veel geregeld worden: hoe organiseer je de opvolging, wat doe je bij afwijkende uitslagen, en naar wie verwijs je? Persoonlijk vind ik dat we hier voorzichtig mee moeten zijn. Onnodige ongerustheid wil je vermijden; lichte achteruitgang kan immers ook leeftijdsgebonden zijn en hoeft niet meteen zorgwekkend te zijn.’
Screenen is misschien nog te vroeg. Toch zie jij een belangrijke rol voor diabetesverpleegkundigen. Kun je dat toelichten?
‘Het is essentieel om cognitieve achteruitgang tijdig te herkennen. Als iemand minder goed functioneert, moet je de therapie aanpassen: minder strak instellen, hypoglykemieën vermijden en meer focus leggen op kwaliteit van leven. Het hele behandelbeleid verandert dan. Diabetesverpleegkundigen kennen hun patiënten vaak het beste. Zij merken mogelijk eerder dat iemand dingen vergeet, moeite heeft met een pomp of insulinegebruik. In mijn ogen spelen diabetesverpleegkundigen een belangrijke rol in het herkennen, signaleren en bespreekbaar maken van cognitieve achteruitgang bij mensen met diabetes. Daarnaast zijn zij onmisbaar in het begeleiden van mensen bij een gezonde leefstijl, ook een belangrijke factor in het behoud van cognitieve en algehele gezondheid.’