Waarom zelfcontrole belangrijk is

Jonge vrouw controleert haar bloedglucose

Zelfcontrole geeft inzicht

Zelfcontrole is heel belangrijk in de diabetesbehandeling. Zelfcontrole geeft inzicht in hoe je reageert op bepaalde voedingsmiddelen en op lichaamsbeweging. Maar ook of bij een maaltijd de insuline hoeveelheid goed is ingeschat en hoe de bloedglucosespiegel er op dat moment voorstaat.

Zelfcontrole bij een intensief insulineschema

Een intensief insulineschema biedt mogelijkheden voor zelfregulatie. Dit vraagt wel om een regelmatige controle van de bloedglucosespiegel. Onafhankelijke onderzoeken tonen aan dat regelmatige controle van de bloedglucosespiegel leidt tot aanzienlijk minder hypo’s en hypers.

Actieve zelfregulatie vraagt om goede educatie. De frequentie van zelfcontrole wordt daarom als onderdeel van het behandelplan door door de zorgprofessional, in overleg met de patiënt, vastgesteld. Het advies is om te controleren voor iedere maaltijd en voor het slapen. Soms ook zowel voor, als 1,5 tot 2 uur na de maaltijd. Een controleschema waarbij nuchter, voor de maaltijden en voor het slapen wordt gecontroleerd, noemen we een 4-punts dagcurve. Wanneer ook voor en na de maaltijden wordt gecontroleerd, noemen we dit een 7-punts dagcurve. Soms wordt ook gevraagd ’s nachts te controleren. Om een goed overzicht te hebben is het aan te bevelen een dagboek te gebruiken waarin ook de bijzonderheden kunnen worden vermeld.

Zelfcontrole bij een 1-2 maal daags insulineschema

Bij een 1-2 maal daagse behandeling is er meestal sprake van een grotere voorspelbaarheid in het leefpatroon. Link naar insulinebehandeling Hierdoor kan volstaan worden met minder frequente controle van de bloedglucosespiegel. De diabetesfederatie adviseert:

  • Dagelijks nuchter tot stabiele bloedglucosewaarden.
  • Eenmaal per week of eens per twee weken een vierpuntscurve: vóór de drie hoofdmaaltijden en vóór het slapen.
  • Op indicatie éénmaal per week of eens per twee weken een zeven/achtpuntscurve: voorafgaand aan en na elke maaltijd, voor het slapen en bij twijfel aan nachtelijke ontregeling controle in de nacht.

 

Effectmetingen

Hoe reageert bloedglucose op wat ik doe? Dit is eenvoudig in beeld te brengen door een effectmeting te doen. Als u wilt weten welk effect eten op de bloedglucose heeft, controleert u direct voor het eten en 1,5 tot 2 uur erna. Het verschil tussen beide metingen laat zien hoe groot het effect is geweest. Let op bij vette maaltijden, vetten veranderen namelijk de opnamesnelheid van koolhydraten. Uw diëtiste kan u hier meer over vertellen.

Bij het meten van het effect van beweging, moet u er rekening mee houden dat intensieve beweging een langdurig bloedglucose verlagend effect heeft. Het volstaat dan niet om alleen kort na het sporten te meten, een dagcurve maken geeft dan een beter beeld van het effect.

Goede bloedglucosemeting

De manier waarop een bloedglucosemeting wordt uitgevoerd is heel belangrijk. De meeste fouten in de uitslag ontstaan door fouten tijdens de meting. Bewaar de test strips koel en droog en zorg voor schone handen tijdens de meting. Ons advies is om ook jaarlijkse uw bloedglucosemeter en uw manier van meten te laten controleren door uw zorgprofessional. Op veel locaties worden jaarlijks metercontroledagen georganiseerd.

Veelgestelde vragen

Waarom moet ik mijn handen wassen voor het testen van mijn glucosewaarde?

Het is belangrijk om uw handen te wassen voordat u uw bloedsuiker meet omdat er altijd resten van suiker aan uw handen kunnen zitten en dat zou de uitslag kunnen beïnvloeden. Vergeet ook niet uw handen goed af te drogen voordat u test, want vocht aan uw vingertoppen heeft eveneens invloed op de uitslag. Als u de handen niet kunt wassen, veeg dan de eerste bloeddruppel weg en gebruik de tweede druppel.

Waar kan ik het beste prikken?

Om een goede bloeddruppel te krijgen voor het bepalen van uw suikerwaarde, prikt u liever niet in uw duim en wijsvinger. Als u iets oppakt, doet u dat namelijk met uw duim en wijsvinger. Beter kunt u de middelvinger, de ringvinger en de pink van beide handen gebruiken. Prik niet bovenop de vingertop want daar zitten de meeste tastzintuigen. Dit is pijnlijker. Aan de zijkanten van de vingertoppen kunt u wel prikken. Voor het behoud van uw vingers is het goed om af te wisselen tussen de linker- en rechterkant van de vingertoppen. Neem ook iedere keer een andere vinger.

Mijn bloeddruppel is altijd heel klein, wat kan ik daaraan doen?

Misschien kunt u de prikdiepte van uw prikpen iets dieper instellen? Soms helpt het ook eerst uw handen met warm water te wassen, uw vingertop wat te masseren of uw handen even langs uw lichaam te laten hangen. Het is niet goed om de bloeddruppel uit uw vingertop te stuwen voordat u uw bloedsuiker gaat meten. Hierdoor kan er wondvocht in de bloeddruppel komen en dit beïnvloedt de uitslag van uw glucosemeter.

Hoe vaak en wanneer moet ik mijn glucosewaarde meten?

Dit is afhankelijk van hoe vaak u insuline spuit. Uw zorgprofessional zal u vragen om regelmatig een dagcurve te maken. U moet dan op vaste tijden uw glucose testen en dit opschrijven in een dagboekje. Daarmee kan uw zorgprofessional controleren of uw medicatie nog in balans is met uw normale patroon van eten en bewegen. Spuit u één of tweemaal daags insuline dan is het vaak voldoende om eens in de paar weken een dagcurve te maken. Daarnaast zult u af en toe controleren of uw glucosewaarde te hoog of te laag is. Ook kan het interessant zijn de effecten van bijvoorbeeld voeding of beweging te meten. Bij voeding doet u dit door voor en anderhalf uur na het eten uw bloedsuiker te meten. Bij bewegen meet u ervoor, direct erna en eventueel twee uur na het bewegen. Mensen die meerdere keren per dag insuline spuiten of een insulinepomp hebben, krijgen het advies dagelijks een dagcurve te maken. Overleg met uw zorgprofessional wat het beste bij uw therapie past.

Niet gevonden wat u zocht?

Staat uw vraag er niet bij? We hebben nog veel meer vragen en antwoorden voor u verzameld in onze Hulprubriek.