Een pomp koppelen met een sensor

Gebruik van Hybrid Closed Loop met smartphone, insulinepomp en glucosesensor

Uw insulinepomp verbinden met een sensor

Tegenwoordig worden insulinepompen steeds vaker verbonden met een continue glucose monitor (CGM). Het voordeel hiervan is dat uw insulinepomp kan reageren op signalen van uw CGM. Bijvoorbeeld: de CGM meet dat uw glucosewaarde daalt. Om te voorkomen dat u een hypo krijgt, kan de insulinepomp dan tijdelijk stoppen met het toedienen van insuline. Tegenwoordig zijn er ook zogenaamde hybrid closed loop-systemen. Deze zorgen er niet alleen voor dat de insulineafgifte van de pomp stopt bij een lage bloedsuiker, maar kunnen ook een kleine bolus geven als uw glucose stijgt. U moet dan nog wel zelf uitrekenen hoeveel insuline u moet bolussen voor een maaltijd. Niet alle insulinepompen kunnen samenwerken met een CGM. Bovendien wordt de behandeling met een continue glucosesensor slechts aan een kleine groep van mensen met diabetes vergoed. Wilt u weten welke insulinepompen kunnen samenwerken met CGM?

Zo haalt u het beste uit uw hybrid closed loop-systeem

Gebruikt u een hybrid closed loop-systeem (HCL)? Uw insulinepomp en glucosesensor werken dan samen met behulp van een algoritme. Dit algoritme is zelflerend. Door het HCL-systeem te dragen, leert het algoritme hoeveel insuline u nodig heeft. Het gaat dan vooral om de basale insulinebehoefte, niet om de insuline die u bolust voor een maaltijd. U haalt het beste uit de pomp-sensorcombinatie als u rekening houdt met de volgende aspecten: 
  • Stel uw pomp goed in
    De ‘leercurve’ van het algoritme kan verkort worden indien de bolusinstellingen van uw insulinepomp goed zijn. Want hoe minder glucosepieken u na een maaltijd heeft, des te sneller het algoritme de juiste basaalinstelling kan vinden. Om glucosepieken na de maaltijd te voorkomen, is het belangrijk de juiste insuline-koolhydraatratio in te stellen en te kiezen van het optimale bolustijdstip. Vindt u dit ingewikkeld? Uw diabetesverpleegkundige kan u hierbij helpen.
  • Blijf koolhydraten tellen
    Hoe beter u koolhydraten kunt tellen, hoe beter het effect van de juiste pompinstellingen. Immers, uw pomp kan nog zo goed ingesteld zijn, maar wanneer u de verkeerde hoeveelheid koolhydraten invoert, dan zal de bolusberekening niet goed zijn en uw glucosewaarden te hoog of te laag uitkomen.  De app ‘Mijn Eetmeter’ helpt bij het tellen van koolhydraten.
  • Gebruik uw sensor optimaal
    Wanneer u een HCL gebruikt kan het nodig zijn uw hypostrategie te herzien. Het algoritme zorgt er namelijk voor dat u minder insuline krijgt bij een (dreigende) hypo. Zou u dan net als voorheen de gebruikelijke hoeveelheid koolhydraten nemen, dan kan de glucosewaarde flink stijgen. Overleg met uw behandelaar hoe u uw hypostrategie het beste kunt aanpassen.
  • Let op uw hypostrategie
    Wanneer u een HCL gebruikt kan het nodig zijn uw hypostrategie te herzien. Het algoritme zorgt er namelijk voor dat u minder insuline krijgt bij een (dreigende) hypo. Zou u dan net als voorheen de gebruikelijke hoeveelheid koolhydraten nemen, dan kan de glucosewaarde flink stijgen. Overleg met uw behandelaar hoe u uw hypostrategie het beste kunt aanpassen.
  • Pas uw bolus aan
    Geeft u een late bolus voor een maaltijd, dan zal het de HCL uw basale insuline alvast wat verhogen zodra uw bloedsuiker stijgt van het eten. Dit kan vervolgens een snelle glucosedaling veroorzaken een paar uur nadat u de bolus heeft toegediend. -Bij de meeste HCL-systemen is het niet mogelijk om een verlengde bolus te geven. Het kan dan nodig zijn om de timing van de bolussen voor langzaam verterende maaltijden te veranderen. U kunt bijvoorbeeld de koolhydraten in twee delen invoeren of het systeem laten weten dat het vele uren zal duren voordat uw maaltijd is verteerd (dit kan niet bij alle HCL-systemen). Een goed begrip van de glykemische index kan hierbij behulpzaam zijn. Deze index zegt iets over hoe snel koolhydraten worden opgenomen in het bloed.
  • Let op het loskoppelen pomp
    Laat de insulinepomp weten wanneer u deze niet heeft aangesloten. Zo weet het algoritme dat u tijdelijk geen insuline krijgt en kan de basale toediening aanpassen wanneer u opnieuw verbinding maakt.
  • Wees geduldig
    Het duurt vaak een paar weken voordat het HCL-algoritme goed werkt. Ook u moet het systeem leren begrijpen. Dit neemt wat tijd in beslag. Wees daarom afwachtend met eventuele aanpassingen van uw basispompinstellingen.
  • Plaats de infuusset met zorg

    Het algoritme stuurt de insulinepomp aan op basis van de sensorwaarden. Een betrouwbare sensor is dus belangrijk. Maar zeker zo belangrijk is een stabiele en voorspelbare opname van de insuline.

    Optimale insulineopname bereikt u door: 

    • De infuusset niet langer dan drie dagen te gebruiken. 
    • De plek waar u de infuusset plaatst goed af te wisselen. Voel voor het plaatsen of de onderhuid soepel is en geen bindweefsel, verdikkingen of andere afwijkingen heeft
    • De goede infuusset te kiezen met de juiste naaldlengte en plaatsingshoek. 
  • Negeer adviezen zorgvuldig
    U kunt de adviezen van het HCL-systeem negeren. Bijvoorbeeld als u gaat sporten, kunt u zelf het bolusadvies hierop aanpassen. Het systeem is er echter niet bij gebaat dat u het continu corrigeert. Doe dit dus met zorg. Uit de praktijk weten we dat veel mensen met diabetes het vooral in het begin moeilijk vinden om op het bolusadvies van het systeem te vertrouwen. Dat is ook wel begrijpelijk, want ze zijn vaak jaren zelf verantwoordelijk geweest voor berekenen van de bolus. Vindt u dit moeilijk, overleg dan met uw diabetesbehandelaar hoe u dit kunt aanpassen.
  • Voed het algoritme
    Hoe meer informatie het algoritme heeft over de factoren die uw glucosewaarden kunnen beïnvloeden, hoe beter het kan werken. Het is daarom slim koolhydraten (hoe weinig ook) consequent in te voeren. Bij sterke toename van lichamelijk activiteit zoals bij sporten is het handig tijdelijk de streefwaarde aan te passen om een te sterke daling van de glucosewaarden te voorkomen.