Bemoei je er niet mee
Vraag je puber: ‘Stel ons gerust’
DE VRAAG
‘Bemoei je er niet mee’. Dat antwoord krijgen we als we onze zoon (16) vragen zijn glucose te meten of zijn insuline toe te dienen. Ondertussen loopt zijn HbA1c op. We zijn ten einde raad, hoe komen we weer met hem in gesprek zonder dat dit uitloopt op een conflict?HET ANTWOORD
Bemoei je er niet mee’. Het klinkt onaardig, maar het is een natuurlijke, door de biologie gedreven, reactie. Pubers hebben behoefte aan zelfstandigheid. Worden ze voor hun gevoel te veel gecontroleerd, dan krijgt u als ouder antwoorden als ‘bemoei je er niet mee’. Indirect zeggen ze hiermee: geef me zelfstandigheid en bevestig niet continu dat ik chronisch ziek ben en het weer niet goed heb gedaan.
De puberteit staat voor losmaken. Ook als het om diabetes gaat. Voor ouders van een kind met diabetes is dit een harde boodschap. Het betekent dat u met angst en beven moet accepteren dat uw kind eigen keuzes gaat maken, terwijl u weet dat deze ook verkeerd kunnen uitpakken. Toch heeft ook uw kind behoefte aan autonomie.
Krijgt uw puber die ruimte niet, dan loopt uw gezin bovendien het gevaar in de valkuil te vallen waarin u alleen nog maar communiceert over dingen die niet goed gaan. Als u de kamer binnenkomt, ziet uw puber niet u staan maar de engel der wrake die het weer over glucosewaarden wil hebben. U voelt de weerstand al, terwijl u nog niets heeft gezegd.
Als ouder kunt u deze negatieve spiraal doorbreken door in gesprek te gaan met uw puber. Geef aan dat u het niet fijn vindt om continu op elkaar te katten. Dat dit ten koste gaat van jullie relatie. Maak samen een plan waarin jullie vastleggen hoe jullie willen omgaan met de diabetes van uw puber. Vertel dat u hem niet wilt controleren, maar dat u gerustgesteld wilt worden. Op het moment dat u een puber zelfstandigheid en vertrouwen geeft, krijgen jullie een ander gesprek. Uw kind krijgt dan de autonomie die het nodig heeft. Het zit aan de knoppen en gaat jullie geruststellen. Dopamine, het gelukshormoon, komt bij pubers het meeste vrij als ze autonomie krijgen. Het geeft een euforisch gevoel: ik ben wie ik ben en ik mag staan voor wie ik ben. En dit is ook weer goed voor de glucosewaarden.’
Tips:
1. Spreek een cue-woord af. Een cue-woord staat voor iets dat u wilt benoemen, bijvoorbeeld: ‘meet je glucosewaarden’. Gebruik het cue-woord alleen als het echt nodig is. En joel het niet door de kamer, maar houd het als iets tussen u en uw puber. Als hij het hoort, kan hij zelf besluiten om actie te ondernemen. Kies een woord dat niets met diabetes te maken heeft, bijvoorbeeld ‘paraplu’.2. Betrek de mensen erbij die ook met de diabetes van uw puber bezig zijn. Bijvoorbeeld de diabetesbehandelaren. Doe dit wel in overleg met uw kind, nooit achter zijn of haar rug om.
Tekst: Irene Seignette