Casemanagement bij patiënt met een colorectaal carcinoom

Voor zieke mensen kan goed eten lastig zijn
CASUS - Marisa Geukes neemt ons mee in de ontwikkelingen rondom casemanagement in het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Waar zij zelf kleinschalig het voortouw nam, is inmiddels een team opgebouwd met drie andere verpleegkundig specialisten naast Marisa. Samen coördineren zij alle zorg op gebied van gastro-enterologische oncologie voor de patiënt.
Het proces ontstond vanwege ontevredenheid over het diagnostisch traject bij colorectale tumoren. Overdrachten lieten te wensen over en patiënten wisten niet goed bij wie zij voor welke problemen terecht konden. Reden voor het Jeroen Bosch Ziekenhuis om in 2007 te starten met casemanagement: één aanspreekpunt voor het gehele traject. Marisa Geukes werd de vaste contactpersoon voor patiënten met een colorectaal carcinoom, vanaf de scopie tot aan de operatie.

Bredere opzet

In 2008 startte Marisa met de opleiding tot verpleegkundig specialist. Als afstudeeropdracht werd vanuit haar werkgever het voorstel gedaan om de rol van casemanager verder te onderzoeken. Niet alleen voor patiënten met een colorectaal carcinoom, maar voor alle gastro-enterologische patiënten. Dit pakte zij op. Haar onderzoek gaf de gelegenheid om zowel theorie als praktijk te bekijken. Er werd een focusgroep geselecteerd waarin patiënten vertegenwoordigd waren.

“Gezien het takenpakket werd mij al snel duidelijk dat de casemanager een verpleegkundig specialist moest zijn”, aldus Marisa. “De casemanager is betrokken bij het hele proces van diagnose tot overlijden. Hij of zij zorgt ook voor begeleiding en voorlichting, coördinatie van de multidisciplinaire zorg, planning en indicatie van bijkomende problemen.”

Pilot

Uit dit onderzoek is in 2013 de pilot ‘case management oncologie’ opgestart in het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Met vier verpleegkundig specialisten werden alle gastro-enterologische zorgtrajecten specialisme-overstijgend gemanaged. Zowel voor MDL, chirurgie als oncologie. Vooraf en na driekwart jaar werd de patiënttevredenheid gemeten. Die bleek van het rapportcijfer 8,0 naar een 8,6 te zijn gestegen.

De keuze voor de behandelmethode en het zorgtraject is onder meer afhankelijk van de locatie van de tumor en de kans op uitzaaiingen. De patiënt krijgt van de casemanager ook zelf keuzemogelijkheden, afhankelijk van de levensstijl die iemand na de behandelingen wenst voort te zetten. “Die keuzemogelijkheden zijn in de afgelopen tien jaar flink toegenomen”, vertelt de verpleegkundig specialist. “Dat maakt de zorg ook complexer: de casemanager is meer en meer bezig om samen met de patiënt vanuit de voorgelegde keuzes de beste beslissingen te nemen.”

Nadelen

Naast evidente voordelen van casemanagement zijn er in de loop der tijd ook enkele nadelen komen bovendrijven. “Zo kunnen patiënten er gemakshalve vanuit gaan dat de casemanager alle zorg die in het ziekenhuis plaatsvindt coördineert”, aldus Marisa. “Daarbij is sowieso de vraag waar precies de grens ligt van het werk als casemanager. Ik vind bijvoorbeeld zelf dat het aandeel secretarieel werk te prominent aanwezig is.”

 

5 extra vragen aan casemanager Marisa Geukes

  • Verwijzen jullie mensen door als je zelf niet alle antwoorden paraat hebt, bijvoorbeeld over gespecialiseerde therapieën?
    “Nee. Wij vormen het aanspreekpunt, dus we zullen ons op de hoogte moeten stellen om de patiënten antwoord te kunnen geven.”
  • Hoeveel tijd wordt voor een consult uitgetrokken?
    “Wij krijgen een uur de tijd om nieuwe patiënten te woord te staan. Voor controles wordt een half uur uitgetrokken, een telefonisch consult mag een kwartiertje duren en voor gewone telefoongesprekken krijgen we vijf minuten. De oncoloog heeft in de regel minder tijd voor de patiënt.”
  • Wie brengt een nieuwe patiënt in op het MDO (multidisciplinair overleg)?
    “De MDL-arts brengt de patiënt in vanuit het onderzoek bij de patiënt, waarna de chirurg of oncoloog het over kan nemen.”
  • Hoe vaak vindt het MDO plaats?
    “Voor het medische deel bij een colorectaal carcinoom is dat één keer per week. Daarnaast is één keer per twee weken een psychosociaal MDO. Er is ook een regionaal samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen in westelijk Brabant waar ingewikkelde casuïstiek kan worden ingebracht. Dat gaat via video conference.”
  • Op welk moment wordt de geriater bij de situatie betrokken?
    “We hebben in het verleden uiteenlopende momenten gehad. Recent is dit verschoven naar de beginfase. De geriater wordt bij het onderzoek betrokken door de MDL-arts, maar zit niet bij het MDO.”

Marisa Geukes

Verpleegkundig specialist in het Jeroen Bosch Ziekenhuis